NLFR

Bronchitis/(Broncho)pneumonie

Escherichia coli, Staphylococcus spp., Streptococcus spp., Bordetella bronchiseptica, Pasteurella multocida, Mycoplasma spp., eventueel anaëroben

De essentie

Bronchitis bij de kat kan alleenstaand voorkomen ten gevolge van een virale, parasitaire, primaire of secondaire bacteriële infectie. Een secundaire bacteriële infectie kan optreden als onderdeel van niesziekte. Niet-infectieuze oorzaken zijn allergie en feliene astma. Antibiotica zijn over het algemeen niet geïndiceerd, tenzij bij een eventueel optredende pneumonie (snel antibiotica starten!), bij mucopurulente neusvloei die reeds meer dan 10 dagen aanhoudt, of bij het optreden van koorts, lethargie en/of anorexie. Ook bij sepsis dient onmiddellijk met een antibioticatherapie te worden gestart.

Het pathogeen belang van Mycoplasma spp. na positieve cultuur is niet eenduidig.

Correcte vaccinatie, een goede bedrijfsvoering bij in groep gehouden dieren en goede hygiëne zijn uitermate belangrijk in de preventie. De infectiedruk kan gecontroleerd te worden door overbezetting te vermijden, gecombineerd met een goede ventilatie. Nieuwe dieren dienen in quarantaine gehouden en nadien gevaccineerd te worden. Vaccinatie kan geen infectie voorkomen, maar kan de ernst van de klinische symptomen verminderen. Isolatie van dragers van FHV-1 of Calicivirus. Hygiënische maatregelen (kledij, schoeisel) zijn nodig bij het betreden van plaatsen waar meerdere dieren verblijven.

Keuze van het antibioticum

Antibiotica zijn over het algemeen niet geïndiceerd, tenzij bij een eventueel optredende pneumonie, bij mucopurulente neusvloei die reeds meer dan 10 dagen aanhoudt, of bij het optreden van koorts, lethargie en/of anorexie.
1ste keuze
Er zijn geen 1ste keuze middelen.
.
2de keuze
cefalexine 1procaïne benzylpenicilline 1amoxicilline 1amoxicilline + clavulaanzuur 1doxycycline lincomycine
3de keuze
enrofloxacine marbofloxacine pradofloxacine
Voetnoten

1: Penicilline G, cefalexine en amoxicilline (+ clavulaanzuur) zijn niet werkzaam tegen infecties veroorzaakt door Mycoplasma spp. omwille van intrinsieke resistentie.

+ Resistentie

Pneumoniehaarden zijn moeilijk te bereiken met antibacteriële middelen.

Orale toediening van doxycycline in de afwezigheid van voedsel of water kan leiden tot letsels ter hoogte van de slokdarm (erosies, ulceraties, strictuur) bij katten.

Omwille van gelijkenissen in werkingsmechanisme en -spectrum, farmacokinetiek en -dynamiek kan na parenterale toediening van penicilline G overgeschakeld worden naar orale cefalexine voor het verderzetten van de therapie.

Voor Bordetella bronchiseptica worden hoge minimum inhibitorische concentraties (MICs) van cefalexine en (amino)penicillines gerapporteerd. B. bronchiseptica is gevoelig aan de combinatie van amoxicilline met clavulaanzuur.

Doxycycline dringt diep door in de luchtwegen maar heeft een bacteriostatische werking. Doxycycline is werkzaam ten opzichte van B. bronchiseptica en Mycoplasma spp. Ook de fluoroquinolones zijn effectief tegenover beide, maar het gebruik van deze substanties moet beperkt worden omwille van het humaan zeer kritische karakter.

Staphylococcus spp., (β-hemolytische) Streptococcus spp. en Escherichia coli kunnen resistentie vertonen tegenover doxycycline. De meeste Pasteurella multocida stammen zijn gevoelig aan doxycycline. Anaëroben vertonen een variabele gevoeligheid aan doxycycline.

Penicilline G en cefalexine hebben een (overwegend) Gram-positief werkingsspectrum (streptokokken, stafylokokken,…). Ook de Gram-negatieve Pasteurella spp. zijn doorgaans gevoelig aan penicilline G en cefalexine. De gevoeligheid van E. coli aan cefalexine is variabel; verworven resistentie kan voorkomen. Anaëroben vertonen een variabele gevoeligheid aan cefalexine en amoxicilline; de meeste anaëroben zijn gevoelig aan penicilline G.

Verworven resistentie van E. coli tegenover amoxicilline komt vrij vaak voor. Bij Staphylococcus (pseud)intermedius en coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) geïsoleerd bij katten met klinische respiratoire symptomen werd resistentie tegen penicilline G en amoxicilline vastgesteld. Bij S. aureus van katten met respiratoire symptomen werden nog hogere resistentiepercentages tegenover penicilline G en amoxicilline genoteerd dan bij S. (pseud)intermedius en CNS.

Lincomycine heeft een Gram-positief werkingsspectrum. Ook de meeste anaëroben zijn gevoelig aan lincomycine.

De combinatie van penicilline G met neomycine is vergund voor intramusculaire/subcutane toediening aan katten, maar werd niet behouden voor classificatie, omwille van de neveneffecten bij parenteraal gebruik (voornamelijk nefro- en ototoxiciteit).

Enrofloxacine en marbofloxacine zijn niet werkzaam tegen anaëroben.

+ Staalname en diagnostiek

Anamnese en klinisch onderzoek vormen de basis van een diagnose.

Radiografisch onderzoek is sterk aanbevolen om de ernst van de infectie na te gaan.

Een onderliggende bacteriële oorzaak kan bevestigd worden door cytologie of aerobe of Mycoplasma cultuur op een broncho-alveolair aspiraat onder begeleiding van bronchoscopie. Cultuur op broncho-alveolair aspiraat resulteert in het meest betrouwbaar resultaat, maar kan onmogelijk zijn omwille van diverse redenen. Bij cytologie en cultuur op een transtracheale wash moet rekening gehouden worden met het feit dat de trachea niet steriel is. Lage aantallen van bacteriën in de afwezigheid van intracellulaire bacteriën moeten met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd worden.