NLFR

Equine proliferatieve enteropathie

Lawsonia intracellularis

De essentie

Proliferatieve enteropathie komt endemisch voor in België bij 2-8 maanden oude veulens. Naast lethargie en gewichtsverlies kunnen de dieren eveneens koorts, perifeer oedeem, diarree en koliek vertonen.

De diagnose kan gesteld worden op basis van de klinische symptomen, afwijkende bloedwaarden (hypoproteïnemie, hypoalbuminemie) en verdikte dunne darmwanden zichtbaar op transabdominale echografie. PCR op mest en serologisch onderzoek zijn nuttig bij het onder controle houden van het bedrijfsprobleem, maar men moet er rekening mee houden dat PCR analyse zowel vals-negatieve als vals-positieve resultaten kan geven en dat seropositiviteit niet direct gecorreleerd is met klinische symptomen (symptoomloze seroconversie kan optreden).

PREVENTIE EN BEHANDELING

1. Preventie:

  • Preventief dienen algemene hygiënemaatregelen gerespecteerd te worden. Muizen, ratten en konijnen kunnen de ziekte overbrengen via faeces. Dieren niet op de grond voederen is noodzakelijk om de kans op besmetting van het voeder te minimaliseren. Er is geen vergund vaccin voor paarden. Rectale toediening van het varkensvaccin werd in verschillende studies gerapporteerd als een effectieve preventieve maatregel.

2. Lokale behandeling:

  • -

3. Systemische behandeling:

  • Het is aangeraden pas een behandeling in te stellen als klinische symptomen aanwezig zijn, in combinatie met echografisch zichtbare verdikking van de dunne darmwand en afwijkende bloedwaarden. Bijkomende ondersteunende therapie, zoals vochttherapie en/of plasmatransfusie, kan aangewezen zijn. Bij de keuze van het antibacterieel middel, moet rekening gehouden worden met het intracellulaire karakter van de bacterie.

Keuze van het antibioticum

INDELING OP BASIS VAN WETENSCHAPPELIJK CRITERIA.

Belangrijke nota: het gebruik van niet-vergunde middelen is onderhevig aan de cascaderegelgeving
1ste keuze
tetracycline
2de keuze
macrolide + rifamycine (optioneel) (combinatie niet vergund) 1
3de keuze
Er zijn geen 3de keuze middelen.
.
Voetnoten

1: Andere macroliden dan erythromycine kunnen alleen toegediend worden aan veulens die zijn uitgesloten voor humane consumptie.

+ Resistentie

Met doxycycline kunnen na orale toediening effectieve intracellulaire concentraties bereikt worden. Een juiste dosering is belangrijk om toxische neveneffecten te vermijden. Tetracyclines vertonen lage minimum inhibitorische concentraties tegenover Lawsonia intracellularis.

De minimum inhibitorische concentratie van erythromycine ten opzichte van Lawsonia intracellularis is laag. Anderzijds kan erythromycine gebruik aanleiding geven tot ongewenste neveneffecten, zoals diarree of hyperthermie bij hogere omgevingstemperaturen. In combinatie met rifampicine werd in vitro een synergistische werking aangetoond.

Ook andere macroliden, zoals azithromycine en clarithromycine, blijken succesvol te zijn voor de behandeling van Equine Proliferatieve Enteropathie. Azithromycine en clarithromycine zijn echter breedspectrum macroliden, die behoren tot de kritisch belangrijkste antibiotica voor de humane geneeskunde. In de diergeneeskunde moeten deze molecules dus met grote terughoudendheid en enkel op strikte indicatie worden voorgeschreven.

+ Staalname en diagnostiek

Een waarschijnlijkheidsdiagnose kan men stellen op basis van de klinische symptomen in combinatie met afwijkende bloedwaarden (hypoalbuminemie, hypoproteïnemie). Ook kan echografisch onderzoek van het abdomen helpen bij het stellen van de diagnose. Bij sommige dieren kan de verdikking van de wand van de dunne darm inderdaad echografisch waargenomen worden. Een normale darmwanddikte sluit proliferatieve enteropathie evenwel niet uit. De combinatie van serologie en PCR op mest is nuttig om een waarschijnlijkheidsdiagnose op basis van klinische bevindingen te bevestigen. Er zijn meerdere serologische technieken beschreven, maar de interpretatie van het resultaat is niet altijd eenvoudig. Er werd beschreven dat veulens na contact 6 maanden seropositief kunnen blijven. Het vinden van antistoffen is dus geen sluitend bewijs dat de kiem verantwoordelijk is voor de symptomen. Voor het aantonen van een acute infectie met L. intracellularis kan gebruik gemaakt worden van een PCR-analyse op mestmonsters. Vals negatieve resultaten kunnen voorkomen ten gevolge van de intermitterende uitscheiding van de kiem en de aanwezigheid van potentiële inhiberende componenten in de mest. Ook vals positieve resultaten kunnen in principe voorkomen en zijn onder andere te wijten aan aanwezigheid van afgestorven kiemen of een passieve passage van L. intracellularis. Voor het stellen van de ante mortemdiagnose van proliferatieve enteropathie combineert men bijgevolg het beste serologie en PCR analyse, aangevuld met de gegevens van het klinisch onderzoek en het bloedonderzoek (hypoalbuminemie). De simultane aanwezigheid van hypoalbuminemie en een positieve PCR is sterk indicatief voor een acute actieve infectie.

De post mortem diagnose kan gebeuren aan de hand van de macroscopische letsels, maar een histologische bevestiging is aangewezen. DNA van L. intracellularis kan in het ileum (wand en darminhoud) opgespoord worden met PCR.