NLFR

Droes

Streptococcus equi subsp. equi

De essentie

Droes wordt gekenmerkt door hoge koorts, een acute faryngitis, rhinitis, zwelling en abcedatie van de lymfeknopen en algemene symptomen. Ook de luchtzakken kunnen aangetast worden. Uitbraken komen vooral voor wanneer paarden met een verschillende herkomst samengebracht worden. De kiem kan binnenkomen op een bedrijf via contact met of inbreng van een besmet paard of via inerte vectoren. Dieren kunnen na klinisch herstel zeer lang drager blijven in de luchtzak (tot meer dan een jaar) en een bron van infectie zijn voor andere paarden. Herhaalde cultuur van luchtzakspoelingen kan aangewend worden om asymptomatische dragers op te sporen.

Soms veroorzaakt Streptococcus equi subsp. zooepidemicus de typische symptomen van abcederende lymfeknopen en is er iets minder koorts dan bij droes veroorzaakt door S. equi subsp. equi. Ook deze aandoening kan als bedrijfsprobleem optreden.

PREVENTIE EN BEHANDELING

1. Preventie:

  • Overbezetting, het mengen van paarden van verschillende herkomst en andere stressfactoren verhogen het risico op droes. Bij een uitbraak dient mogelijke overdracht via mechanische vectoren, zoals kledij, schoeisel, drinkemmers, … uitgesloten te worden. Alle materiaal, evenals de stal waarmee het besmet dier in contact is geweest, moeten gereinigd en ontsmet worden. De drinkwatervoorziening is een erg belangrijke besmettingsbron. Eén maand leegstand van de stal verdient de aanbeveling en weiden dienen gedurende 1 maand als besmet beschouwd te worden. Asymptomatische dragers zijn een belangrijke bron van infectie.
  • Het preventief behandelen van paarden die in contact zijn gekomen met besmette dieren heeft weinig zin wegens uitstel van de infectie. Enkel zeer jonge paarden kunnen gebaat zijn bij het uitstellen van de infectie. Bij paarden die in contact kwamen met besmette dieren kan dagelijks de temperatuur opgevolgd worden en eventueel behandeld worden in geval van koorts. Men kan evenwel ook overwegen om geen behandeling te geven zodat immuniteit opgebouwd wordt.

2. Lokale behandeling:

  • Bij niet voldoende uitgerijpte abcessen, kan de abcedatie eventueel bevorderd worden.
  • Eens de abcessen rijp zijn, moeten deze geopend worden en gedurende verschillende dagen gespoeld worden met bv. polyvidone-jodium of chloorhexidine, tot geen etter meer uit het abces komt. Rond de drainage-opening kan zalf aangebracht worden om huidbeschadiging tegen te gaan. Eens de abcessen geopend zijn en spontaan draineren, is een systemische therapie meestal niet meer nodig.
  • Bij empyeem van de luchtzakken moeten deze gespoeld worden en moet een systemische behandeling ingesteld worden.
  • Bij abcedatie van de retrofaryngeale lymfeklieren, die niet doorbreken naar de luchtzak, kan het nodig zijn om deze onder echografische begeleiding aan te prikken en te spoelen met een penicilline oplossing.
  • Ondersteunend behandelen kan aangewezen zijn, zowel bij lokale als bij systemische behandeling (zie verder) en kan bestaan uit het verstrekken van zacht en vloeibaar voeder, vochttherapie en toedienen van niet-steroïdale ontstekingsremmers. Totale stalrust in een droge, stofvrije stal is steeds noodzakelijk.

3. Systemische behandeling:

  • Systemische behandeling is aangewezen bij algemeen zieke dieren, bij pneumonie of obstructie van de bovenste luchtwegen.
  • Een voldoende lange behandeling (tot 5 dagen na klinisch herstel) en voldoende hoge dosering is noodzakelijk om complicaties en dragerschap ter hoogte van de luchtzakken te reduceren.
  • Het gebruik van antibacteriële middelen bij dieren met opgezette lymfeknopen is omstreden: er wordt soms gesuggereerd dat deze dieren beter niet worden behandeld zodat de lymfeknopen abcederen en er immuniteit wordt opgebouwd.

Keuze van het antibioticum

INDELING OP BASIS VAN WETENSCHAPPELIJK CRITERIA.

Belangrijke nota: het gebruik van niet-vergunde middelen is onderhevig aan de cascaderegelgeving
1ste keuze
benzylpenicilline (niet vergund)
2de keuze
ampicilline tetracycline (niet vergund)
3de keuze
3de/4de generatie cefalosporine (niet vergund)

+ Resistentie

Streptokokken geïsoleerd bij paarden zijn in de regel gevoelig aan penicilline G.

De combinatie trimethoprim + sulfonamide wordt niet aanbevolen voor therapie, omdat deze minder effectief is bij purulente infecties.

+ Staalname en diagnostiek

Op basis van de klinische symptomen kan men een sterk vermoeden hebben dat een dier aangetast is door droes. De diagnose kan bevestigd worden door isolatie van de kiem uit etter, een neusswab of na een neusspoeling. Uit etter van nog niet uitgebroken abcessen kunnen vaak reinculturen van Streptococcus equi subspecies equi geïsoleeerd worden. Open laesies kunnen evenwel gecompliceerd worden door S. equi subsp. zooepidemicus en/of S. dysgalactiae subsp. dysgalactiae. Daar deze kiemen identieke kolonies vormen op een bloedagar, is het soms noodzakelijk meerdere kolonies uit te pikken voor identificatie. Isolatie van de kiem laat het aanleggen van een antibiogram toe.

Het opsporen van dragers is niet eenvoudig. Hierbij wordt aangeraden om de kiem op te sporen in nasale of faryngeale swabs of spoelsels, of in luchtzakspoelsels. De laatste zijn aanzienlijk gevoeliger en verdienen de voorkeur. Wegens het voorkomen van een uitgebreide normale microbiota in de bovenste luchtwegen is cultuuronderzoek niet eenvoudig. In het algemeen is bacteriële cultuur nog steeds vrij gevoelig, maar PCR gebaseerd op het opsporen van genen die specifiek zijn voor S. equi subps. equi blijft een gevoeligere en snellere techniek dan kweek. Bovendien is een antibioticumgevoeligheidstest in het algemeen niet nodig, aangezien S. equi equi voorspelbaar is (gevoelig voor penicilline) en antibioticumtherapie zelden nodig is, en vermeden moet worden voordat abcessen worden geopend. Een paard kan pas als niet-drager worden beschouwd na 3 negatieve PCR-resultaten met een tussenpoos van 2 weken op een monster dat op dit niveau is genomen.

Serologie kan eveneens gebruikt worden voor het opsporen van dragerdieren en kan een nuttig instrument zijn in de controle van droes (status van een bedrijf, ingangscontrole bij import uit het buitenland, opsporen van dragers). Vals negatieven kunnen echter voorkomen. Bij voorkeur wordt dan ook een combinatie van testen gebruikt.