NLFR

Subklinische endometritis

Trueperella pyogenes, coliformen, Gram-negatieve anaëroben

De essentie

(Endo)metritis is een ontsteking van de baarmoeder die gewoonlijk geïnitieerd wordt bij het afkalven. Predisponerende risicofactoren voor het optreden van metritis zijn een afwijkende of moeilijke partus, het niet tijdig afkomen van de nageboorte, onhygiënische omstandigheden bij de partus en metabole onevenwichten rond het tijdstip van de partus. Klinische endometritis kan eerder geassocieerd worden met trauma van de genitaaltractus, en de daaropvolgende verstoring van de fysieke barrières, dan met bacteriële contaminatie.

Men kan volgende vormen van (endo)metritis onderscheiden:

1. Acute metritis (lochiometra): Acute metritis treedt op binnen de eerste 10 dagen na het afkalven en wordt gekarakteriseerd door stinkende, waterige en roodbruine tot purulente uitscheiding uit de vulva en een verhoogde lichaamstemperatuur van meer dan 39,5 °C. Bij rectaal onderzoek wordt vastgesteld dat de uterus te groot is en de wand te slap is. Het dier geeft vaak een algemene suffe indruk, verminderde eetlust, en een gedaalde melkgift.

2. Klinische endometritis, wordt gekenmerkt door een purulente uteriene afscheiding, detecteerbaar in de vagina 21 of meer dagen post partum of een mucopurulente uitscheiding in de vagina na 26 dagen post partum. Er zijn geen tekenen van systemische ziekte of koorts.

3. Subklinische endometritis wordt gekarakteriseerd door een ontsteking van het endometrium, waarbij geen zichtbare symptomen van klinische endometritis optreden, maar die wel leidt tot een verminderde vruchtbaarheid. Er wordt geen (muco)purulente uitvloeiing waargenomen. De diagnose wordt gesteld via cytologie ongeveer 5 weken post partum: het aantal neutrofielen is gestegen.

4. Pyometra: hierbij is er ophoping van etter in de baarmoeder en is de baarmoeder vergroot. Een corpus luteum is aanwezig.

Bacteriën die geassocieerd worden met (endo)metritis zijn Trueperella pyogenes en coliformen, en verschillende Gram-negatieve anaëroben zoals Fusobacterium necrophorum, Bacteroides en Prevotella spp.

Sommige studies tonen aan dat er vaak een spontaan herstel optreedt van metritis tijdens de post partum periode. De meeste bacteriën die de uterus invaderen bij de partus, worden spontaan geëlimineerd binnen de 2 tot 4 weken na het afkalven.

De ernst van de ontstekingsreactie en de hiermee gepaard gaande verslechtering van de algemene gezondheidstoestand van het dier, kan aanzienlijk variëren. Dit stimuleert onderzoekers zich niet enkel te concentreren op de infectie zelf, maar ook op de ontstekingsreactie en de afweermechanismen van de gastheer. Teneinde (ernstige) metritis te voorkomen, wordt steeds vaker verwezen naar de stimulatie van de afweermechanismen van pas afgekalfde dieren. Cruciaal hierbij zijn het verstrekken van een evenwichtig voeder om een negatieve energiebalans te vermijden en een adequate voorziening van vitaminen en mineralen (bv. Vit E en Selenium).

Er bestaat nog steeds veel discussie over de behandeling van de hierboven genoemde vormen van (endo)metritis. Studieopzet en -resultaten aangaande het behandelingseffect variëren, en het is zeer moeilijk om studies te vinden waarbij een negatieve controlegroep (die niet werd behandeld) werd ingesloten. Ook over de definitie van een succesvolle behandeling is men het vaak niet eens.

Hoewel subklinische endometritis eerder een ‘academische ziekte’ is, aangezien er geen klinische symptomen zijn, wordt de aandoening in verband gebracht met verminderde vruchtbaarheid. Volgens sommige auteurs is dan ook behandeling vereist. Intra-uteriene behandeling met antibacteriële middelen en parenterale toediening van PGF2α worden hiertoe aanbevolen. In andere studies is men er echter niet in geslaagd de effectiviteit van deze behandelingen aan te tonen.

Steeds meer auteurs twijfelen aan de aanwezigheid en rol van bacteriën in gevallen van klinische en subklinische endometritis. Verondersteld wordt dat de aanwezige klinische bevindingen veeleer moeten worden toegeschreven aan een uit de hand gelopen inflammatiereactie dan dat deze te wijten zijn aan een actieve bacteriële groei. Hierdoor kan de toepassing van antibacteriële therapie bij deze vormen van endometritis ernstig in vraag gesteld worden.

Keuze van het antibioticum

Aangezien antibacteriële behandeling van endometritis bij koeien zonder algemene ziektesymptomen weinig effectief is, wordt dit ontraden.
1ste keuze
cefapirine
2de keuze
Er zijn geen 2de keuze middelen.
.
3de keuze
Er zijn geen 3de keuze middelen.
.

+ Resistentie

Cefapirine heeft voornamelijk een Gram-positief spectrum.

+ Staalname en diagnostiek

Subklinische endometritis wordt beschouwd als een ontsteking van het endometrium. De aanwezigheid en rol van bacteriën staan ter discussie.

Bij subklinische endometritis is er geen purulent materiaal in de vagina en uterus of zijn er geen afwijkingen tijdens het algemeen klinisch onderzoek. Echografie is niet geschikt voor de diagnose van een subklinische endometritis. De diagnose berust op de aanwezigheid van een verhoogd aantal ontstekingscellen (polymorfonucleaire leukocyten (PMN)) in het endometrium (endometriale cytologie) en het uterus lumen. Het onderzoek naar de ontstekingscellen wordt gedaan met behulp van een cytobrush of een kleine uteriene lavage.