De essentie
Perioperatief gebruik van antibacteriële middelen bij buikoperaties moet de ontwikkeling van peritonitis en/of wondinfectie tegengaan. De beslissing tot het gebruik van antibacteriële middelen moet in sterke mate gebaseerd zijn op de (verwachte) contaminatiegraad van het operatiegebied. Operatiewonden worden op hun beurt onderverdeeld in 4 categorieën die een weergave zijn van hun infectiegevoeligheid:
Proper:
- Electieve chirurgische wonde die primair gesloten wordt
- Normale aseptische techniek zonder asepsiebreuk
- Niet insnijden van geïnflammeerde weefsels
- Gastro-intestinale, respiratoire en/of genito-urinaire wegen worden niet ingesneden
Proper-gecontamineerd:
- Minimale breuk in de asepsie
- Insnijden van gastro-intestinale, respiratoire en/of genito-urinaire wegen met minimale contaminatie
Gecontamineerd:
- Belangrijke breuk in de asepsie
- Belangrijke contaminatie met gastro-intestinale inhoud; aanwezigheid van geïnfecteerde urine bij openen genito-urinaire wegen
Vuil:
- Uitgesproken breuk in de asepsie
- Belangrijke fecale contaminatie of openen van met pus gevulde ruimte
- Insnijden van weefsels die acuut bacterieel geïnfecteerd zijn
Buikoperaties voor correctie van een lebmaagverplaatsing zonder insnijden van de lebmaag vallen onder de categorie ‘proper’. Alle andere buikoperaties vallen onder de categorie ‘proper-gecontamineerd’ zolang de contaminatie onder controle gehouden wordt.
Afhankelijk van het verwachte contaminatiegevaar kan men preoperatief antibacteriële middelen toedienen. Om effectieve bloedspiegels te verkrijgen, dient men de injectie 15’ voor chirurgie toe op intraveneuze wijze of 60’ voor chirurgie via intramusculaire manier. Voor beide eerste categorieën is dit niet vereist.
De perioperatief meest geschikte antibacteriële middelen bij buikoperaties zonder uitvoeren van een enterotomie zijn beta-lactam antibiotica zoals penicilline. In geval men een enterotomie uitvoert, wordt best een breedspectrum antibacterieel middel gekozen.
Propere en proper-gecontamineerde operatiewonden hoeven niet langer dan 24 uur postoperatief behandeld te worden met antibacteriële middelen. Na 24 uur kleven de wondranden voldoende stevig aan elkaar om kolonisatie van bacteriën onmogelijk te maken. In geval van een gecontamineerde of vuile operatiewonde is een langere nabehandeling met antibacteriële middelen aangewezen. De keuze van het antibacterieel middel moet zo gericht mogelijk zijn, gebaseerd op de meest waarschijnlijke contaminanten (bv. anaeroben in geval van rumenotomie), of op cultuurresultaten. De minimale duur van deze nabehandeling is 3 tot 5 dagen. Een verlenging van de behandelingsduur wordt bepaald door klinisch onderzoek (algemene en/of lokale tekenen van infectie).
Het optimaliseren van de omstandigheden waarin de buikoperatie wordt uitgevoerd (keizersnede-box, goede fixatie koe, sedatie, propere omgeving, …), doorgedreven aandacht voor asepsie (breed scheren, preparatie operatieveld, steriele handschoenen, contaminatie tijdig indijken en door overvloedig spoelen minimaliseren, …) en het correct toepassen van chirurgische principes verminderen de kansen op contaminatie en de ontwikkeling van wondinfectie waardoor het gebruik van antibacteriële middelen sterk kan gereduceerd worden.
Keuze van het antibioticum
1ste keuze
cefalexine procaïne benzylpenicilline trimethoprim + sulfonamiden2de keuze
amoxicilline amoxicilline + clavulaanzuur ampicilline oxytetracycline procaïne benzylpenicilline + dihydrostreptomycine procaïne benzylpenicilline + neomycine3de keuze
+ Resistentie
+ Staalname en diagnostiek
Voor een monstername bij een wondinfectie of peritonitis wordt verwezen naar deze indicaties.
+ Referenties
European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.