De essentie
De droogstandsperiode biedt het uierweefsel de kans om te herstellen van de afgelopen lactatieperiode en zich voor te bereiden op een nieuwe lactatie. Tijdens deze periode kunnen bestaande, niet-chronische infecties genezen, al dan niet met de hulp van langwerkende antibacteriële middelen. Daarnaast echter ontstaan ook heel wat intramammaire infecties tijdens de droogstandsperiode, vooral in de eerste week na droogzetten en in de week voor afkalven. Deze infecties blijven vaak latent aanwezig en induceren klinische mastitis tijdens de vroege lactatie als de dieren in toplactatie zijn.
Het is belangrijk daarom tijdens de droogstand voldoende bescherming te bieden tegen deze nieuwe infecties door onder andere optimalisatie van de boxhygiëne, het geven van een aangepast droogstandsrantsoen, al dan niet aangevuld met het gebruik van langwerkende antibacteriële middelen die gekozen zijn in functie van het bedrijfsprofiel of interne speenafsluiters.
Droogzetten van dieren met langwerkende antibacteriële middelen biedt de kans om bestaande infecties te genezen op een moment dat er geen melk wordt geproduceerd en zal de dieren in functie van spectrum, droogstandsduur, hygiëne en andere factoren beschermen tegen nieuwe infecties.
Op goed geleide bedrijven kunnen niet-geïnfecteerde dieren, onder strikte voorwaarden op het gebied van hygiëne en uiergezondheidsmanagement, en in samenspraak met de dierenarts, zonder antibacteriële middelen droog worden gezet gezien enkel beschermd moeten worden tegen het oplopen van nieuwe intramammaire infecties. Speenafsluiters (op basis van bismuthsubnitraat) zijn hier de gepaste oplossing.
Keuze van het antibioticum
1ste keuze
cefalexine cefalonium cefazoline cloxacilline2de keuze
cloxacilline + ampicilline penethamaat + benethamine penicilline + framycetine penethamaat + procaïne benzylpenicilline + neomycine procaïne benzylpenicilline + nafcilline + dihydrostreptomycine rifaximine3de keuze
cefquinome IM+ Resistentie
Streptokokken (oa. Streptococcus uberis, S. dysgalactiae en S. agalactiae) zijn van nature uit zeer weinig gevoelig aan aminoglycosiden. Deze zijn bijgevolg niet aangewezen, tenzij er d.m.v. het inzetten van een combinatiepreparaat synergisme beoogd wordt. Penicillines en cefalosporines zijn in principe goed inzetbaar bij deze infecties, behoudens variabele oxacilline (cloxacilline) resistentie.
Framycetine is identiek aan neomycine B.
Cefquinome is oranje ingekleurd omdat het hier lokaal (intramammair) wordt aangewend.
+ Referenties
MCC, 2012. Jaarverslag.
A3-bronnenEuropean Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.
World Health Organization (WHO). WHO Advisory Group on Integrated Surveillance of Antimicrobial Resistance (AGISAR). Critically Important Antimicrobials for Human Medicine. WHO 2012. Accessed at http://apps.who.int/iris/bitstream/10665/77376/1/9789241504485_eng.pdf.