De essentie
Necrotische Enteritis (NE) is een acute aandoening veroorzaakt door Clostridium perfringens stammen die in staat zijn bepaalde toxines te produceren. Ulceratieve Enteritis (UE) (Kwartelziekte) is een vergelijkbare acute aandoening veroorzaakt door bepaalde C. colinum stammen.
Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via het drinkwater van praktisch nut inzake het snelle en het heel virulente karakter van de aandoening, waarbij een hoge mortaliteit optreedt. NE kan vanaf 14 dagen bij mestkuikens en mestkalkoenen voorkomen, maar wordt het vaakst vastgesteld bij ouderdieren en leghennen, vaak bij het in de leg komen. UE komt voor bij ouderdieren en leghennen.
Coccidiose gaat vaak vooraf aan een NE of UE uitbraak. Als preventieve maatregel, en om hervallen te voorkomen, wordt aangeraden deze parasitaire aandoening goed onder controle te houden. Ook de bezettingsdichtheid vormt een risicofactor. Een lager aantal dieren per vierkante meter reduceert het risico op een uitbraak.
Keuze van het antibioticum
1ste keuze
fenoxymethylpenicilline tylosine2de keuze
trimethoprim + sulfonamiden doxycycline lincomycine3de keuze
amoxicilline+ Resistentie
Smal spectrum penicillines en macroliden vertonen doorgaans een goede werkzaamheid ten opzichte van Clostridium spp. Indien aangetoond kan worden dat deze actieve substanties niet werkzaam zijn tegen de geïsoleerde kiem kunnen de tweede of derde keuze molecules ingezet worden.
Tegen lincosamiden en tetracyclines werd resistentie vastgesteld. Behandeling met trimethoprim + sulfonamiden kan overwogen worden als ook coccidiose werd vastgesteld, wegens de goede werkzaamheid tegen deze aandoening. Er moet wel rekening gehouden worden met mogelijke resistentie bij Clostridium spp. Bovendien kan het necrotische aspect van de aandoening de in vivo werkzaamheid van trimethoprim + sulfonamiden in het gedrang brengen.
Het gebruik van aminopenicillines wordt afgeraden. Gebruik ervan kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL) / AmpC - producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.
+ Staalname en diagnostiek
Diagnose kan gesteld worden op basis van de karakteristieke darmletsels tijdens sectie (necrotische en ulceratieve darmwand). Aanvullend dient Clostridium perfringens (necrotiserende enteritis) of C. colinum (ulceratieve enteritis) geïdentificeerd te worden na bacteriologie.
Wanneer en hoe bemonsteren?
Er worden best meerdere dieren bemonsterd. Stalen kunnen genomen worden ter hoogte van de darmletsels, maar deze moeten onmiddellijk na sterfte of euthanasie genomen worden, zo niet is geen onderscheid meer mogelijk met postmortale woekering. De swabs worden gemakkelijk gecontamineerd door de normale microbiota van de darm. Breng daarom niet te veel materiaal op de swab om overwoekering door contaminanten te vermijden. Clostridium spp. kan terug gevonden worden na bacteriële cultuur of door middel van PCR. Toxineproductie door C. perfringens kan worden aangetoond door middel van PCR.
Ook kunnen levende, zieke dieren aangeboden worden aan het laboratorium, zodat de bemonstering onmiddellijk kan uitgevoerd worden en de kweek van de bacterie onmiddellijk opgestart.
Hoe bewaren?
De swabs worden onmiddellijk in transportmedium, bij voorkeur gekoeld (+/- 4°C) bewaard, en zo snel mogelijk aan het labo bezorgd.
+ Referenties
Gholamiandehkordi et al. Antimicrobial resistance in Clostridium perfringens isolates from broilers in Belgium. Veterinary Research Communications 2009, 33: 1031-1037.
Giebelen. The efficacy of Drinkmix Penicillin-V in the treatment of Clostridium enteritis in poultry. Proefschrift 1999, Universiteit Maastricht.
Giguère et al. Sulfonamides, diaminopyrimidines, and their combinations (Prescott). Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 4th Edition 2006, Chapter 16: 249-262.
Hurd et al. Public health consequences of macrolide use in food animals: a deterministic risk assessment. Journal of Food Protection 2004, 67: 980-992.
Hurd and Malladi. A stochastic assessment of the public health risks of the use of macrolide antibiotics in food animals. Risk Analysis 2008, 28: 695-710.
Lyras et al. tISCpe8, an IS1595-family lincomycin resistance element located on a conjugative plasmid in Clostridium perfringens. Journal of Bacteriology 2009, 191: 6345-6351.
Martel et al. Susceptibility of Clostridium perfringens strains from broiler chickens to antibiotics and anticoccidials. Avian Pathology 2004, 33: 3-7.
Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771.
Slavić et al. Antimicrobial susceptibility of Clostridium perfringens isolates of bovine, chicken, porcine, and turkey origin from Ontario. The Canadian Journal of Veterinary Research 2011, 75: 89-97.
Van Immerseel et al. Clostridium perfringens in poultry: an emerging threat for animal and public health. Avian Pathology 2004, 33: 537-549.
A3-bronnenEMA CVMP Scientific Advisory Group on Antimicrobials (SAGAM). Reflection paper on the use of macrolides, lincosamides and streptogramins (MLS) in food-producing animals in the European Union: development of resistance and impact on human and animal health. European Medicines Agency 2011.
European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.