De essentie
Vlekziekte is een acute septicemische ziekte vooral bij oudere kalkoenen maar ook bij leghennen, vooral met buitenbeloop, omdat Erysipelothrix rhusiopathiae een tellurische kiem is. De infectie gebeurt per os of via huidwonden. Bij acuut infectieverloop ziet men plotse sterfte, met sepsisbeeld en vooral sterk vergrote milt, petechiën in de spieren en op het hart.
Vaccinatie is een belangrijke preventieve maatregel: hiertoe kan een geïnactiveerd vaccin (niet vergund bij pluimvee) aangewend worden. Een langdurige immuniteit kan slechts opgewekt worden door de dieren allen tweemaal te vaccineren met een interval van vier weken. Na diagnose kan ook een autovaccin aangemaakt worden.
Keuze van het antibioticum
De behandeling bestaat uit toediening van antibiotica (groepsbehandeling).
1ste keuze
2de keuze
3de keuze
amoxicilline chloortetracycline+ Resistentie
Chloortetracycline is vergund voor de behandeling en controle van systemische infecties bij kippen veroorzaakt door gevoelige organismen. Omdat penicillines in de literatuur vermeld worden als voorkeursbehandeling voor vlekziekte werd chloortetracycline als actieve substantie met ruime vergunningsbeschikking pas als derde keuze gerangschikt.
Bij gebruik van aminopenicillines is er een aanzienlijk risico op selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL) / AmpC - producerende organismen. Vandaar dat amoxicilline bij derde keuze werd ingedeeld.
+ Staalname en diagnostiek
Vlekziekte kan vermoed worden op basis van de klinische symptomen en de bevindingen tijdens sectie. De letsels zijn niet pathognomonisch en een definitieve diagnose moet gesteld worden op basis van een aanvullend bacteriologisch onderzoek.
Wanneer en hoe bemonsteren?
Stalen voor cultuur moeten onmiddellijk na sterfte of euthanasie genomen worden. Stalen kunnen genomen worden ter hoogte van aangetaste organen (lever, milt, nieren of beenmerg). Bij chronische vlekziekte kan de kiem ook geïsoleerd worden ter hoogte van de hartkleppen. Bij overleden dieren is staalname ter hoogte van het beenmerg te verkiezen, wanneer organen minder of niet meer bruikbaar zijn. Er dient zo aseptisch mogelijk gewerkt te worden: oppervlak schroeien met verhit scalpel en swab in orgaan of weefsel draaien.
Levende, zieke dieren kunnen ook aan het laboratorium aangeboden worden om de bemonstering uit te voeren en de kweek van de bacterie onmiddellijk op te starten.
Hoe bewaren?
De swabs werden onmiddellijk in transportmedium, bij voorkeur gekoeld (+/- 4°C) bewaard, en zo snel mogelijk aan het labo bezorgd.
+ Referenties
Stokholm et al. Causes of mortality in commercial organic layers in Denmark. Avian Diseases 2010, 54: 1241-1250.
Bricker and Saif. Erysipelas. Diseases of Poultry, 11th Edition 2003, 812-826.
Guardabassi et al. Guidelines for antimicrobial use in poultry (Löhren et al.). Guide to Antimicrobial Use in Animals, 1st Edition 2008, Chapter 8: 126-142.
Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771.
A3-bronnenEuropean Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.