De essentie
Pasteurella multocida komt voor in de neus- en mondholte van ogenschijnlijk gezonde dragers. Dragers die een infectie overleefd hebben, spelen een belangrijke rol in de overdracht van P. multocida. Er kunnen ook dragers zijn zonder de aanwezigheid van een ziekteuitbraak in het verleden. De infectie komt binnen via de luchtwegen en huidwonden. Na het binnentreden van de kiem volgt een septicemische fase. Naargelang de gevoeligheid van de gastheer en de virulentie van de stam verloopt de ziekte acuut of chronisch. Vooral bij de kip verloopt de ziekte meestal chronisch, met neusvloei, oedeem van de kop, ontsteking van de kinlellen en abcedatie - ‘Wattle disease’.
Bij kalkoenen kan de sterfte bij uitbraken oplopen van 5% tot 87%.
Volgorde van gevoeligheid van pluimvee van meer naar minder: eend, gans, kalkoen, kip en parelhoen. Volwassen dieren zijn gevoeliger dan kuikens.
Een geïnactiveerd vaccin kan aangewend worden ter preventie van de aandoening.
Keuze van het antibioticum
1ste keuze
trimethoprim + sulfonamiden doxycycline2de keuze
chloortetracycline3de keuze
amoxicilline difloxacine enrofloxacine flumequine+ Resistentie
Er zijn weinig literatuurgegevens ter beschikking met betrekking tot de gevoeligheid van P. multocida isolaten van pluimvee. De in vitro gevoeligheid ten opzichte van antibacteriële middelen van deze species is doorgaans goed, hoewel resistentie kan voorkomen (o.a. tegen tetracyclines). Het uitvoeren van een gevoeligheidstest vóór of gelijklopend met het inzetten van therapie is daarom steeds aangewezen, aangezien vogelcholera tot aanzienlijke sterfte kan leiden bij kalkoenen.
Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven chloortetracycline.
Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL) / AmpC - producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.
+ Staalname en diagnostiek
Wanneer en hoe bemonsteren?
Stalen voor cultuur moeten onmiddellijk na sterfte of euthanasie genomen worden. Idealiter worden levende, zieke dieren aangeboden zodat het laboratorium de bemonstering kan uitvoeren en de kweek van de bacterie onmiddellijk kan opstarten. Stalen kunnen ook zelf genomen worden ter hoogte van aangetaste organen (longen of luchtzakken). Bij een acute sepsis is bemonstering van de lever of milt meer aangewezen. Er dient zo aseptisch mogelijk gewerkt te worden: oppervlak schroeien met verhit scalpel en swab in orgaan draaien.
Hoe bewaren
De swabs werden onmiddellijk in transportmedium, bij voorkeur gekoeld (+/- 4°C) bewaard, en zo snel mogelijk aan het labo bezorgd.
+ Referenties
Christensen and Bisgaard. Fowl cholera. Revue Scientifique et Technique 2000, 19: 626-637.
Huang et al. Antimicrobial susceptibility and resistance of chicken Escherichia coli, Salmonella spp., and Pasteurella multocida isolates. Avian Diseases 2009, 53: 89-93.
Kehrenberg et al. Antimicrobial resistance in Pasteurella and Mannheimia: epidemiology and genetic basis. Veterinary Research 2001, 32: 323-339.
Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771.
Sellyei et al. Antimicrobial susceptibility of Pasteurella multocida isolated from swine and poultry. Acta Veterinaria Hungarica 2009, 57: 357-367.
Stokholm et al. Causes of mortality in commercial organic layers in Denmark. Avian Diseases 2010, 54: 1241-1250.
A3-bronnenEuropean Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.