NLFR

ORT infecties in al hun klinische vormen

Ornithobacterium rhinotracheale (ORT)

De essentie

ORT infecties zijn gelokaliseerde of systemische aandoeningen bij pluimvee veroorzaakt door Ornithobacterium rhinotracheale.

Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via het drinkwater van praktisch nut inzake het snelle en virulente karakter van de aandoening. ORT komt vooral voor bij mestkuikens ouder dan 3 weken, en bij kalkoenen vanaf 3 weken tot slachtleeftijd.

Een geïnactiveerd vaccin kan ingezet worden voor preventie van ORT infecties bij nakomelingen. Bij wederkerende problemen op bedrijfsniveau (bij > 50% van opgezette koppels noodzaak tot behandeling ten gevolge van indicatie ORT, en dit tijdens de laatste 6 opgezette koppels) wordt afgeraden nog antibacteriële middelen in te zetten en geniet het de voorkeur om kuikens te betrekken van gevaccineerde moederdieren. Veldstudies die in ons land werden uitgevoerd toonden een lagere sterfte bij kuikens die uit ORT gevaccineerde moederdieren geboren werden.

Er dient opgemerkt dat er secundaire factoren gekend zijn die de gevolgen ernstiger maken zoals infectieuze oorzaken (virale en Mycoplasma infecties) alsook managementproblemen (ventilatie, strooiselkwaliteit). Aandacht voor deze aandoeningen is dan ook belangrijk om ORT preventief aan te pakken.

Keuze van het antibioticum

ORT vertoont een grote (regionale en stamafhankelijke) variatie aan gevoeligheid voor verschillende antibacteriële middelen. Therapie is daarom bij voorkeur gebaseerd op resistentieonderzoek. Echter, het acuut karakter van de aandoening en de trage groei van de kiem zorgen er vaak voor dat therapie ingezet moet worden vooraleer het resultaat van het resistentieonderzoek gekend is. Het opstellen van een bedrijfsresistentieprofiel op basis van recente resistentiedata van minder dan één jaar oud wordt om deze reden sterk aangeraden.

1ste keuze
trimethoprim + sulfonamiden doxycycline
2de keuze
chloortetracycline
3de keuze
amoxicilline

+ Resistentie

Er moet rekening mee gehouden worden dat de graad van verworven resistentie van O. rhinotracheale isolaten van vleeskuikens hoog kan zijn. Vaak treden ook menginfecties op van O. rhinotracheale en andere ziekteverwekkers zoals bv. Escherichia coli. Het succes van een behandeling met antibacteriële middelen is niet gegarandeerd.

Resistentie van O. rhinotracheale aan trimethoprim, sulfonamiden en de combinatie trimethoprim + sulfonamiden komt vaak voor. Trimethoprim/sulfonamiden in voldoende hoge dosering kan bij kalkoenen tot drinkwateropname-problemen leiden.

Tetracyclines en amoxicilline behoren tot de therapeutische mogelijkheden, maar resistentie ten opzichte van deze antibacteriële middelen is mogelijk en therapiesucces is niet gegarandeerd. Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven chloortetracycline.

Omwille van het belang van penicillines voor de humane geneeskunde werd amoxicilline bij derde keuze ingedeeld. Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL) / AmpC - producerende organismen bevorderen.

+ Staalname en diagnostiek

Klinische tekenen en letsels zijn niet pathognomonisch. Een sluitende diagnose kan gesteld worden na bacteriële isolatie van Ornithobacterium rhinotracheale uit de letsels of door het aantonen van antistoffen. De bacterie is moeilijk te isoleren uit de veelal sterk door andere bacteriën (vooral E. coli) geïnfecteerde stalen uit de luchtwegen. Er zijn geen selectieve media voorhanden en de trage groei zorgt voor de nodige problemen.

Wanneer en hoe bemonsteren?

Stalen voor cultuur moeten onmiddellijk na sterfte of euthanasie genomen worden. De grootste kans om een reincultuur met O. rhinotracheale te bekomen, is door staalname ter hoogte van de luchtzakken. Isolatie is ook mogelijk vanuit de trachea en longen. De infraorbitale sinus en de neus vormen minder geschikte materialen aangezien hier meestal overgroei door andere snelgroeiende bacteriën, zoals E. coli, Proteus of Pseudomonas optreedt. Er dient steeds zo aseptisch mogelijk gewerkt te worden: oppervlak schroeien met verhit scalpel en swab in orgaan of weefsel draaien. Bij gewrichtsontstekingen kan ook het aangetaste gewricht worden bemonsterd. Hiervoor moet de oppervlakte van de huid eerst ontsmet of geschroeid worden om contaminatie met de huidflora te voorkomen. Nadien wordt het gewricht met een steriele bistouri ingesneden en wordt er met een swab bemonsterd. Levende, zieke dieren kunnen ook aan het laboratorium aangeboden worden om de bemonstering uit te voeren en de kweek van de bacterie onmiddellijk op te starten.

Bloedafname voor serologisch onderzoek om humorale antistoffen tegenover O. rhinotracheale aan te tonen, is mogelijk door middel van agar gel precipitatie (AGP) en ELISA.

Hoe bewaren?

De swabs worden onmiddellijk in transportmedium, bij voorkeur gekoeld (+/- 4°C) bewaard, en zo snel mogelijk aan het labo bezorgd.