De essentie
Lawsonia intracellularis is een bacterie die leeft in de crypten van de dunne darm. Ze veroorzaakt proliferatie van de cryptencellen ter hoogte van het ileum met verdikking van de mucosa en invloed op de vertering van nutriënten tot gevolg. Er worden verschillende ziektebeelden beschreven: de PIA-vorm (porciene intestinale adenomatose) die vooral gekenmerkt is door ongelijke groei in het koppel en soms platte mest; de PHE-vorm (proliferatieve hemorraghische enteropathie) waarbij een plotse verbloeding in het ileum optreedt, soms met sterfte; de necrotiserende enteritis vorm en de regionale ileïtis vorm, waarbij respectievelijk necrose en lokale verdikking van het ileum aangetroffen worden.
Een vaccin voor orale toediening is voorhanden.
Keuze van het antibioticum
Lawsonia wordt vooral geassocieerd met verminderde en ongelijke groei bij biggen en vleesvarkens. Antibacteriële therapie is veelal gericht om dit te voorkomen.
1ste keuze
2de keuze
lincomycine + spectinomycine 1oxytetracycline tylosine tylvalosine3de keuze
Voetnoten
1: Binnen deze combinatie vormt lincomycine de werkzame component tegen Lawsonia intracellularis. Deze species is immers intrinsiek resistent tegen aminoglycosiden. Bij beschikbaarheid van een monopreparaat met lincomycine moet voorkeur worden gegeven aan een dergelijk middel.
+ Resistentie
Er zijn weinig gegevens over de gevoeligheid van Lawsonia aangezien de bacterie moeilijk in vitro te kweken is. De beste activiteit gaat uit van de pleuromutilines, maar deze worden als eerste keuze voorbehouden voor dysenterie.
+ Staalname en diagnostiek
Klinische symptomen zijn weinig typisch voor deze aandoening. Macroscopische en microscopische letsels zijn wel vrij typisch. Cultuur is praktisch moeilijk uitvoerbaar door de moeilijke (obligaat intracellulaire) groei van L. intracellularis en de hoge graad van contaminatie door andere darmbacteriën. De kiem kan worden aangetoond door middel van (q)PCR.
Tijdstip en plaats staalname:
Idealiter worden bij vermoeden van deze aandoening, maar zonder sterftegevallen, enkele dieren opgeofferd voor lijkschouwing en histologisch onderzoek. Bij acute symptomen kiest men best voor lusteloze en anemische dieren; bij chronische symptomen: biggen met bruine, waterige diarree of met groeivertraging of met hemorragische diarree. Voor histologisch onderzoek moet men een staal verzamelen ter hoogte van het ileum en ter hoogte van het voorste deel van het colon, bij voorkeur waar letsels aanwezig zijn. De ileocaecale klep is de te verkiezen bemonsteringsplaats.
Letsels zijn ook terug te vinden bij acuut gestorven dieren of bij chronische achterblijvers op het bedrijf of bij een representatief aantal vleesvarkens aan de slachtlijn.
Bij slachthuisonderzoek moeten minstens 40 dieren van eenzelfde afdeling tegelijk geslacht worden. Het ileum (laatste 50 cm van de dunne darm) wordt onderzocht op verdikkingen (niet pathognomonisch), die histologisch nader kunnen worden onderzocht.
Bij levende dieren kan mest verzameld worden. Kies indien mogelijk mest van biggen met duidelijke klinische tekenen. Meerdere meststalen kunnen nodig zijn om bij biggen, die geen duidelijke klinische tekens tonen, de kiem toch aan te tonen. Ook antistoffen in bloed kunnen het best worden aangetoond bij dieren met klinische tekens. Interpretatie van het serologische resultaat moet gebeuren op bedrijfsniveau. Een bloedstaal dat positief is voor antistoffen tegen L. intracellularis toont echter alleen maar aan dat de dieren ooit in contact zijn gekomen met de bacterie.
Hoe bewaren:
Darmen worden in een nog niet gebruikt wegwerpmateriaal koel (2°C – +6°C) bewaard.