NLFR

Chronische prostatitis

Escherichia coli, Mycoplasma spp., Staphylococcus spp., Streptococcus spp., Proteus mirabilis, Klebsiella spp., Enterobacter spp., Haemophilus spp., Pseudomonas spp., Pasteurella spp., anaëroben

De essentie

Prostatitis is een infectie van het prostaatweefsel die bijna uitsluitend optreedt bij intacte reuen.

Honden met acute prostatitis zijn zeer ziek en vertonen lethargie, braken, koorts en pijn. Ze hebben algemene symptomen van prostaatziekte zoals dysurie, hematurie, tenesmus en constipatie. Preputiale/urethrale afscheiding kan bestaan uit bloed of etter; er kan ook pyurie optreden. Een pijnlijk abdomen kan optreden en bij uitbreiding van de infectie kunnen ook pijnlijke gezwollen testikels en bijballen aanwezig zijn.

Bij chronische prostatitis kunnen symptomen afwezig of minder uitgesproken zijn, behalve dan een verminderde fertiliteit. Vaak is er een voorgeschiedenis van recidiverende urineweginfecties. Bij evolutie naar prostaatabcessen kunnen symptomen afwezig zijn totdat het abces ruptureert, waarna symptomen van bacteriële peritonitis en shock volgen. Het onderscheid tussen acute en chronische prostatitis is in de kliniek echter niet altijd duidelijk te maken.

Er bestaat een predispositie voor prostatitis bij urineweginfectie en een prostatitis komt meestal voor bij honden die ook benigne prostaathyperplasie vertonen.

De antibacteriële therapie wordt het best gebaseerd op de resultaten van een gevoeligheidstest na het aanleggen van een cultuur. Er wordt algemeen aangenomen dat er een goede correlatie is tussen de resultaten van urinecultuur en cultuur van prostaatvocht. Prostaatvocht kan bekomen worden na ejaculatie, na massage van de prostaat of via echobegeleide punctie. Bij honden met acute prostatitis of prostaatabcessen kan collectie van prostaatvocht moeilijk zijn omwille van de pijn en dient dit voorzichtig te gebeuren om uitbreiding van de infectie tot een bacteriële peritonitis te voorkomen (vooral risico bij echobegeleide punctie). Bij chronische prostatitis is cultuur van prostaatvocht, bekomen na ejaculatie, meest aangewezen voor een definitieve diagnose. Het aanleggen van een cultuur dient herhaald te worden 1-3 weken na stopzetten van de behandeling om genezing van infectie na te gaan. Escherichia coli is de meest geïsoleerde bacterie bij honden met prostatitis.

Bij acute en chronische prostatitis is een langdurige antibioticabehandeling van 4-6 weken aangewezen, aangevuld met pijnstilling. Prostaatabcessen moeten echografisch chirurgisch gedraineerd worden. Antibioticumtherapie zonder drainage van abcessen zal niet tot genezing leiden. Antipyretica en andere pijnstillers zijn ook aangewezen.

Voor de keuze van de antibioticumtherapie dient rekening gehouden worden met de bloed-prostaat barrière en de zure pH van het prostaatvocht (pH 6,4) ten opzichte van het prostaatinterstitium. Bijgevolg kunnen zure antibiotica de acini niet binnendringen, terwijl basische antibiotica hogere concentraties kunnen bereiken in de acini van de prostaat. Ook lipofiele antibiotica penetreren beter in het prostaatweefsel dan wateroplosbare antibiotica. Antibiotica die goed doordringen tot in de prostaat zijn trimethoprim, quinolones, erythromycine en clindamycine.

Bij een acute prostatitis is de bloed-prostaatbarrière door de acute inflammatie verbroken waardoor bijna alle antibiotica initieel een goede penetratie in het prostaatparenchym zullen vertonen. Bij ernstige infecties is initieel een intraveneuze therapie aangewezen. Eens de algemene toestand van de hond gestabiliseerd is, wordt best overgeschakeld op een oraal antibioticum dat goed penetreert in de prostaat. Bij een chronische prostatitis wordt de behandeling bemoeilijkt doordat de bloed-prostaatbarrière wel intact is en zijn dus enkel antibiotica met goede prostaatpenetratie aangewezen.

Als de infectie onder controle is, is castratie (bij voorkeur chirurgisch) aangewezen om recidief te voorkomen. Castratie is ook een effectieve preventieve maatregel tegen prostatitis.

Keuze van het antibioticum

Omwille van de intacte bloed-prostaatbarrière moet bij chronische prostatitis onmiddellijk een antibioticum opgestart worden dat goed penetreert tot in de prostaat. Bij chronische prostatitis zijn van de beschikbare antibiotica de fluoroquinolones het meest effectief en dus de aangewezen therapie. Lincosamiden kunnen ook tot in de prostaat diffunderen, maar hebben een beperkter werkingsspectrum (Gram-positieve kiemen, anaëroben). (Amino)penicillines, cefalosporines en aminosides dringen de prostaat moeilijk binnen. Onderzoek uitgevoerd bij honden heeft aangetoond dat ook tetracyclines de prostaat moeilijk penetreren.

De keuze van het antibioticum wordt het best gebaseerd op de resultaten van een gevoeligheidstest. De in vitro en in vivo gevoeligheid aan vergunde antibiotica ter behandeling van chronische prostatitis komen echter niet noodzakelijk overeen. De voorkeur wordt gegeven aan behandeling met een antibioticum met een rode kleurcode, omdat de rode molecules voldoen aan de voorwaarden voor in vivo werkzaamheid.

1ste keuze
.
2de keuze
.
3de keuze
enrofloxacine marbofloxacine

+ Resistentie

Bij chronische prostatitis zijn van de beschikbare antibiotica de fluoroquinolones het meest effectief. Lincosamiden kunnen ook tot in de prostaat diffunderen, maar hebben een beperkter werkingsspectrum (Gram-positieve kiemen, anaëroben). (Amino)penicillines, cefalosporines en aminosides dringen de prostaat moeilijk binnen. Onderzoek uitgevoerd bij honden heeft aangetoond dat ook tetracyclines de prostaat moeilijk penetreren.

Enrofloxacine en marbofloxacine zijn niet werkzaam tegenover anaëroben.

Verworven resistentie van E. coli tegenover enrofloxacine en marbofloxacine kan voorkomen.

Klebsiella spp. kan verworven resistentie vertonen ten opzichte van enrofloxacine en marbofloxacine.

P. mirabilis isolaten kunnen verworven resistentie vertonen tegenover enrofloxacine en marbofloxacine.

Fluoroquinolones zijn effectief tegenover Mycoplasma spp.

+ Staalname en diagnostiek

Rectaal onderzoek bij vermoeden van chronische prostatitis moet gevolgd worden door echografie van de prostaat en cultuur en cytologie van het prostaatvocht om de diagnose te bevestigen. Het onderscheid tussen acute en chronische prostatitis is in de kliniek niet altijd duidelijk te maken.

Bij chronische prostatitis is cultuur van prostaatvocht, bekomen na ejaculatie, meest aangewezen voor een definitieve diagnose. Het bekomen prostaatvocht wordt vervolgens cytologisch en bacteriologisch onderzocht. De resultaten hiervan worden vergeleken met de resultaten van een urineonderzoek. Zo zal men bij een prostatitis honderd maal meer bacteriën in het prostaatvocht aantreffen dan in de urine. Op urineonderzoek zal men tevens in de meerderheid van de gevallen een duidelijke hematurie (macroscopisch of microscopisch), bacteriurie en pyurie aantreffen. Bij een chronische prostatitis daarentegen zijn er vaak geen afwijkingen terug te vinden op bloedonderzoek.