NLFR

Wonden en huidabcessen

Pasteurella multocida, beta-hemolytische streptokokken, Staphylococcus spp., anaëroben (mondflora)

De essentie

Huidwonden bij honden kunnen verschillende oorzaken hebben (trauma zoals vechten, aanrijding, chirurgie,…) en vereisen een lokale behandeling, waaronder het reinigen en spoelen van de wonde, het verwijderen van dood weefsel en een topicale antiseptische behandeling. Bij geïnfecteerde traumatische wonden kan een systemische antibioticabehandeling noodzakelijk zijn.

Subcutane abcessen komen frequent voor bij de hond. Ze ontstaan daar waar de bacteriën geïnoculeerd worden in de huid door punctiewonden, naar aanleiding van bijvoorbeeld bijtwonden of andere traumata. Een scala aan bacteriën kan dergelijke letsels koloniseren, waaronder Pasteurella multocida, beta-hemolytische streptokokken, Staphylococcus spp. en anaëroben (mondflora).

Diagnose : deze wordt meestal gesteld aan de hand van de historiek (vechten/aanrijding) en het aantonen van de intredewonde.

Differentiaal diagnose : hierbij moet gedacht worden aan een vreemd voorwerp, een neoplasie, of een andere bacteriële oorzaak. Bij vermoeden van actinomycose, nocardiose, mycobacteriose kan best contact opgenomen worden met een bacterioloog/patholoog vooraleer tot staalname over te gaan.

Het is uitermate belangrijk de wonde of het abces goed te spoelen en te reinigen. Indien het gaat om een uitwendig abces dat goed opengelegd, gedraineerd en gespoeld kan worden, kan een uitwendige behandeling met antiseptica volstaan. Systemische antibioticabehandeling is enkel aangewezen bij risico op uitbreiding naar diepere weefsels. De keuze van het antibioticum dient gebaseerd te zijn op een gevoeligheidsbepaling.

Keuze van het antibioticum

Een antibioticabehandeling heeft als doel een eventuele septicemie te bestrijden en dient niet aangewend te worden om de infectie lokaal te controleren. De meeste antibiotica zijn bovendien niet actief in de aanwezigheid van etter.
1ste keuze
cefalexine metronidazole procaïne benzylpenicilline chloortetracycline 1clindamycine lincomycine oxytetracycline 1
2de keuze
amoxicilline amoxicilline + clavulaanzuur lincomycine + spectinomycine
3de keuze
cefovecin enrofloxacine marbofloxacine pradofloxacine
Voetnoten

1: Chloor- en oxytetracycline hebben een vergunning voor topicaal gebruik.

+ Resistentie

Omwille van gelijkenissen in antibacterieel spectrum kan na parenterale toediening van lincomycine overgeschakeld worden naar orale clindamycine voor het verderzetten van de therapie.

Penicilline G, clindamycine en lincomycine hebben een Gram-positief werkingsspectrum. Ook cefalexine heeft een overwegend Gram-positief werkingsspectrum. De Gram-negatieve Pasteurella spp. zijn doorgaans ook gevoelig aan penicilline G en cefalexine.

De meeste anaëroben zijn gevoelig aan lincosamiden (vnl. clindamycine), penicilline G, amoxicilline + clavulaanzuur en pradofloxacine. De werkzaamheid van cefalexine tegenover anaëroben is variabel. Enrofloxacine en marbofloxacine zijn niet werkzaam tegenover anaëroben. Binnen de combinatie lincomycine + spectinomycine is enkel lincomycine actief tegen anaërobe kiemen.

Penicilline G en amoxicilline zijn niet werkzaam tegenover β-lactamase producerende stafylokokken. Streptococcus spp. zijn daarentegen altijd gevoelig aan penicilline G.

Omwille van gelijkenissen in werkingsmechanisme en -spectrum, farmacokinetiek en -dynamiek kan na parenterale toediening van penicilline G overgeschakeld worden naar orale cefalexine voor het verderzetten van de therapie.

De combinatie van penicilline G met neomycine is vergund voor intramusculaire/subcutane toediening aan honden, maar werd niet behouden voor classificatie, omwille van de neveneffecten bij parenteraal gebruik (voornamelijk nefro- en ototoxiciteit).

+ Staalname en diagnostiek

Op de huid komt een normale microbiota voor die het staal kan contamineren. Verzamel wondvocht op een swab ter hoogte van de letsels. Bij diepe wonden kan vocht verzameld worden via een steriele naald en spuit.

Bij abcessen: het oppervlak desinfecteren en de inhoud aspireren in een spuit of etter verzamelen op een swab. De grootste kans op isolatie wordt verkregen door stalen te nemen aan de wand van het abces en niet in het midden van het abces. De kans op isolatie van oorzakelijke kiemen uit abcessen kan tegenvallen, bijvoorbeeld omdat het een steriel of oud abces is.

Hoe bewaren:

Anaërobe bacteriën kunnen betrokken zijn. Strikt anaëroben sterven snel af bij contact met zuurstof. Hun isolatie wordt daardoor sterk bemoeilijkt. Stalen worden daarom best zo snel mogelijk bezorgd aan het laboratorium om hun isolatiekansen te verhogen. Gebruik bij voorkeur een anaëroob transportmedium. Stalen moeten gekoeld (+2°C tot +6°C) worden om te vermijden dat residentiële bacteriën de eventueel aanwezige pathogene kiemen zouden gaan overwoekeren.