Anaalzakabcessen
Mengcultuur van commensale darmmicrobiota (Gram-positieve en Gram-negatieve kiemen, anaëroben) Bacillus spp., Escherichia coli, Micrococcus spp., Proteus spp., Enterococcus faecalis
De essentie
Een anaalzakabces is het eindstadium van een cascade van anaalzakproblemen. Normale anaalzakinhoud is nooit steriel. Cytologie helpt vaak niet om normale anaalzakinhoud van infectie te onderscheiden omdat in beide gevallen neutrofielen worden aangetroffen evenals verschillende bacteriesoorten en bacteriën zelfs in normale omstandigheden intracellulair kunnen worden aangetroffen.
Anaalzakproblemen worden regelmatig gezien bij honden en dan vooral bij atopische en/of obese dieren. Impactie bij katten evolueert zelden tot anaalzakinfectie.
Bij impactie bestaat de behandeling enkel uit leegdrukken en eventueel spoelen van de anaalzakken via een sonde of katheter ingebracht via de afvoergang.
Bij abcedatie wordt na het uitdrukken en spoelen een zalf op basis van een antibioticum of een zalf op basis van medicinale honing ingebracht om infectie en ontsteking te verminderen. Rijpe anaalzakabcessen moeten chirurgisch gedraineerd en gespoeld worden. Naast lokaal aanbrengen van een zalf op basis van antibiotica en cortisone is in de meeste gevallen ook een systemische antibioticumtherapie nodig. Onrijpe abcessen kunnen via het regelmatig aanbrengen van warmtekompressen gestimuleerd worden. In afwachting van chirurgische drainage worden niet-steroïdale ontstekingsremmers (NSAIDs) toegediend en bij voorkeur nog geen antibiotica.
Indien de hond regelmatig hervalt, is chirurgische resectie van de anaalzakken gewenst.
Preventie: diëten met een hoger vezelgehalte zijn aanbevolen bij gepredisponeerde honden om de lediging van de anaalzakken efficiënter te maken, waardoor het risico op bacteriële overwoekering kleiner is. Manueel leegdrukken van de anaalzakken in afwezigheid van problemen moet vermeden worden omdat de irritatie die hierdoor kan ontstaan juist aanleiding zal geven tot overvulling.
Keuze van het antibioticum
TOPICAAL: bij infectie
Eerste keuze(s): Spoelen met fysiologische oplossing of een niet-irriterend antisepticum op basis van povidone-iodine.
SYSTEMISCH: bij abcedatie
1ste keuze
metronidazole amoxicilline + clavulaanzuur2de keuze
cefalexine procaïne benzylpenicilline amoxicilline clindamycine doxycycline3de keuze
cefovecin enrofloxacine marbofloxacine pradofloxacine+ Resistentie
Omwille van gelijkenissen in werkingsmechanisme en -spectrum, farmacokinetiek en -dynamiek kan na parenterale toediening van penicilline G overgeschakeld worden naar orale cefalexine voor het verderzetten van de therapie.
Clindamycine is niet werkzaam tegen de meeste Gram-negatieve kiemen. Het werkingsspectrum omvat Gram-positieve aërobe kiemen (behalve enterokokken) en vele anaëroben.
Penicilline G heeft een overwegend Gram-positief werkingsspectrum. Ook vele anaërobe kiemen zijn gevoelig. Het aminopenicilline amoxicilline is beter werkzaam tegenover Enterococcus faecalis dan penicilline G.
Cefalexine en cefovecin zijn niet werkzaam tegen E. faecalis. De gevoeligheid van Escherichia coli en Proteus spp. aan cefalexine is variabel. Anaërobe kiemen vertonen een variabele gevoeligheid aan cefalosporines (cefalexine, cefovecin).
Verworven resistentie van E. coli ten opzichte van amoxicilline komt vaak voor. Ook tetracycline (doxycycline) resistentie wordt regelmatig gerapporteerd. Bij enterokokken wordt eveneens vaak tetracycline resistentie teruggevonden. De gevoeligheid van anaëroben is variabel.
Proteus spp. zijn facultatief symbiotische en facultatief pathogene bacteriën, die voorkomen in het spijsverteringsstelsel van heel veel diersoorten. Ze kunnen als primaire of secundaire agentia een rol spelen in pathologische processen, onder meer als veroorzaker van urogenitale infecties. Verworven antibioticaresistentie komt frequent voor. Zo is de werkzaamheid van amoxicilline tegenover Proteus spp. variabel.
Bacillus spp. zijn vrijlevende bacteriën en hebben meestal geen pathogene betekenis.
De combinatie van penicilline G met neomycine is vergund voor intramusculaire/subcutane toediening, maar werd niet behouden voor classificatie, omwille van de neveneffecten bij parenteraal gebruik (voornamelijk nefro- en ototoxiciteit).
Enrofloxacine en marbofloxacine zijn niet werkzaam tegen anaëroben en weinig actief tegenover enterokokken.
+ Staalname en diagnostiek
Diagnostiek is gebaard op lichamelijk onderzoek, hoewel microscopie, ultrasonografie of biopsie nodig kunnen zijn.
De diagnose van impactie, infectie of abces wordt bevestigd door digitaal rectaal onderzoek, waarbij de zakjes kunnen worden uitgedrukt. Microscopisch onderzoek van de inhoud van geïnfecteerde zakjes brengt grote aantallen polymorfonucleaire leukocyten en bacteriën aan het licht. Dit is echter ook vaak het geval bij normale anaalzakinhoud. Ultrasonografie kan nuttig zijn om vast te stellen of een stevige, niet-expressieve anale zak te wijten is aan infectie/abcedatie of neoplasie. In geval van een vermoede tumor moet de diagnose worden bevestigd door middel van een biopsie.
+ Referenties
Giguère et al. Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 5th ed. 2013.
Greene & Calpin. Antimicrobial drug formulary. In: Greene (Editor). Infectious diseases of the dog and cat. Elsevier Saunders, 4th ed. 2012, pp. 1207-1320.
Kwakman et al. How honey kills bacteria. The Journal of the Federation of American Societies for Experimental Biology (FASEB Journal) 2010, 24: 2576-2582.
Seckam & Cooper. Understanding how honey impacts on wounds: an update on recent research findings. Wounds International 2013, 4: 20-24.