NLFR

Colibacillosis in al zijn klinische vormen

Escherichia coli

De essentie

Colibacillosis is een gelokaliseerde of systemische aandoening bij pluimvee veroorzaakt door Aviaire Pathogene Escherichia coli (APEC) stammen. Stammen geïsoleerd bij uitbraken behoren vaak tot de serotypes O1, O2 en O78.

Bij pluimvee zijn enkel groepsbehandelingen via drinkwater van praktisch nut inzake het snelle en virulente karakter van de aandoening. Alle leeftijden kunnen worden aangetast: ééndagskuikens, mestkuikens zowel als volwassen dieren.

Een levend verzwakt vaccin is sinds 2012 beschikbaar en kan gebruikt worden bij mestkuikens en volwassen dieren, en een geïnactiveerd vaccin kan ingezet worden voor preventie van colibacillosis bij nakomelingen van ouderdieren. Bij wederkerende problemen op bedrijfsniveau (bij > 50% van opgezette koppels noodzaak tot behandeling ten gevolge van indicatie colibacillosis, en dit tijdens de laatste 6 opgezette koppels) geniet het vaccineren de voorkeur, zowel voor mestkuikens als volwassen dieren.

Colibacillosis is één van de belangrijkste veroorzakers van mortaliteit bij pluimvee. Er dient opgemerkt dat er secundaire factoren gekend zijn die de gevolgen ernstiger maken zoals infectieuze oorzaken (virale en Mycoplasma infecties) alsook managementproblemen (ventilatie, strooiselkwaliteit). Aandacht voor deze aandoeningen en problemen is dan ook belangrijk om colibacillosis preventief aan te pakken.

Keuze van het antibioticum

Enkel groepsbehandelingen via drinkwater zijn van praktisch nut inzake het snelle en virulente karakter van de aandoening.
1ste keuze
trimethoprim + sulfonamiden
2de keuze
apramycine chloortetracycline colistine 1doxycycline
3de keuze
amoxicilline lincomycine + spectinomycine 2difloxacine enrofloxacine flumequine
Voetnoten

1: Colibacillosis is een systemische ziekte. Een parenterale toediening van colistine is nodig om systemische werking te verkrijgen, terwijl oraal gebruik van colistine niet resulteert in een systemische werking. Op heden zijn echter enkel orale preparaten beschikbaar voor gebruik bij pluimvee.

2: E. coli is intrinsiek resistent tegen lincosamiden. Binnen deze combinatie vormt dus enkel spectinomycine de werkzame component. Spectinomycine vertoont een trage darmresorptie en slechts een matige weefseldistributie. Resistentiepercentages voor E. coli stammen, geïsoleerd bij pluimvee in Vlaanderen, tegen spectinomycine zijn de laatste jaren toegenomen en bereiken om en bij de 30% in 2018.

+ Resistentie

Colistine wordt door de WHO gerangschikt als kritisch belangrijk antibioticum met de hoogste prioriteit (WHO, 2017). Het wordt daarom aanbevolen colistine niet als 1ste keuze middel te gebruiken bij bacteriële infecties bij dieren.

Tegen tetracyclines, trimethoprim + sulfonamiden en amoxicilline wordt vaak resistentie vastgesteld bij E. coli.

Door de betere orale beschikbaarheid van doxycycline en de lagere resistentiepercentages van E. coli tegen doxycycline, geniet deze molecule de voorkeur boven de andere molecules van de tetracycline-groep.

Gebruik van aminopenicillines kan selectie van ‘Extended spectrum beta-lactamase’ (ESBL) / AmpC - producerende organismen bevorderen. Amoxicilline werd daarom als derde keuze gerangschikt.

Ten opzichte van fluoroquinolones, meer bepaald flumequine, werd resistentie of verminderde gevoeligheid waargenomen bij E. coli isolaten van pluimvee.

+ Staalname en diagnostiek

Het accuraat stellen van de diagnose berust in de eerste plaats op het herkennen van de symptomen en letsels. Deze zijn echter niet pathognomonisch. Aanvullende bacteriële diagnostiek is daarom aangewezen. De oorzakelijke kiem (Escherichia coli) moet aangetoond worden ter hoogte van de aangetaste weefsels of letsels.

Wanneer en hoe bemonsteren?

Stalen voor cultuur moeten onmiddellijk na sterfte of euthanasie genomen worden ter hoogte van de aangetaste organen. In het geval van sepsis kunnen de lever, milt, nieren of het beenmerg bemonsterd worden. Er dient zo aseptisch mogelijk gewerkt te worden: oppervlak schroeien met verhit scalpel en swab in orgaan of weefsel draaien. Bij aantasting van het pericard is het aangewezen hiervan een swab te nemen, aangezien dit compartiment het best wordt afgeschermd van mogelijke contaminanten uit bijvoorbeeld de darm in vergelijking met de lever, nier of milt. Het pericard moet met een steriele bistouri worden ingesneden.

Naargelang de klinische vorm kunnen kiemen ook in gewrichten, eileiders, dooierresten, luchtzakken resideren en teruggevonden worden.

In geen geval wordt de darm bemonsterd, aangezien E. coli een normale darmbewoner is, zelfs wanneer hij tot pathogene serotypes behoort. Een aanvullende serotypering is noodzakelijk om uit te maken of het al dan niet om APEC gaat. Het aantonen van antigenen typisch voor APEC kan gebeuren aan de hand van PCR.

Ook kunnen levende, zieke dieren aangeboden worden aan het laboratorium, zodat de bemonstering onmiddellijk kan uitgevoerd en de kweek van de bacterie kan opgestart worden.

Hoe bewaren?

De swabs worden onmiddellijk in transportmedium, bij voorkeur gekoeld (+/- 4°C) bewaard, en zo snel mogelijk aan het labo bezorgd.

+ Referenties

A1-bronnen

Barnes et al. Colibacillosis. Diseases of Poultry, 11th Edition 2003, 631-656.

de Jong et al. Fluoroquinolone resistance of Escherichia coli and Salmonella from healthy livestock and poultry in the EU. Journal of Applied Microbiology 2012, 112: 239–245.

Gyles. Antimicrobial resistance in selected bacteria from poultry. Animal Health Research Reviews 2008, 9: 149-158.

Huang et al. Increased prevalence of plasmid-mediated quinolone resistance determinants in chicken Escherichia coli isolates from 2001 to 2007. Foodborne Pathogens and Disease 2009, 6: 1203-1209.

Huang et al. Antimicrobial susceptibility and resistance of chicken Escherichia coli, Salmonella spp., and Pasteurella multocida isolates. Avian Diseases 2009, 53: 89-93.

Matthijs. The pathogenesis of colibacillosis in broilers infected with virulent or vaccine strains of infectious bronchitis virus. Proefschrift 2008, Universiteit Utrecht.

Persoons et al. Prevalence and persistence of antimicrobial resistance in broiler indicator bacteria. Microbial Drug resistance 2010, 16: 67-74.

Persoons et al. Risk factors for ceftiofur resistance in Escherichia coli from Belgian broilers. Epidemiology and Infection 2011, 139: 765-771.

A2-bronnen

de Jong et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of commensal Escherichia coli from cattle, pigs and chickens (2002-2006) recovered from 8 EU countries (EASSA program). International Conference on Emerging Infectious Diseases (ICEID) 2012.

de Jong et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Antimicrobial susceptibility of Escherichia coli from cattle, pigs and chickens in 10 EU countries (EASSA study). 52nd Interscience Conference on Antimicrobial Agents and Chemotherapy (ICAAC) 2012.

Marlier. Secteur Médecine des Oiseaux, Lagomorphes et Rongeurs, Département des Maladies Infectieuses et Parasitaires, Université de Liège, Belgique. Comparaison de l’antibiorésistance vis-à-vis de la fluméquine et de l’enrofloxacine chez des souches d’Escherichia coli d’oiseaux de compagnie ou d’oiseaux de production.

Thomas et al. EASSA Study Group, Centre Européen d’Etudes pour la Santé Animale (CEESA), Brussels, Belgium. Characterisation of mechanisms of resistance and determination of plasmid incompatability group of E. coli (Ec) and Salmonella spp. (Sal) strains isolated from healthy animals with decreased susceptibility to cefotaxime. 22nd European Congress of Clinical Microbiology and Infectious Diseases (ECCMID) 2012.

Gegevens antibiogrammen DGZ 2008-2011.

A3-bronnen

European Food Safety Authority (EFSA) Panel on Biological Hazards (BIOHAZ). Scientific opinion on the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals. EFSA Journal 2011, 9: 2322. Accessed at www.efsa.europa.eu/efsajournal.