NLFR

MRSA/MRSP

De essentie

Bij Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en Methicillineresistente Staphylococcus pseudintermedius (MRSP) moet onderscheid worden gemaakt tussen kolonisatie, waarbij het dier drager is maar geen lesies vertoont, en besmetting waarbij het dier zelf last ondervindt van een infectie met één van deze kiemen. MRSA en MRSP besmettingen treden voornamelijk op bij otitis en pyodermie. In deze gevallen is er meestal een onderliggende oorzaak die ook behandeld moet worden.

MRSA komt zelden voor bij gezelschapsdieren en het betreft meestal een overdracht van mens naar dier. MRSA gekoloniseerde dieren kunnen op deze manier wel een eigenaar met gedaalde afweer (zoals bij AIDS, transplantatie, kanker, …) herhaaldelijk herbesmetten. MRSA diagnose bij de mens wordt dan ook idealiter gevolgd door screening van huisdieren en eventuele dekolonisatie als het huisdier een bron van herbesmetting vormt.

Bij laboratoriumdiagnose van MRSA moet men extra controleren of er geen MRSP foutief als MRSA is gediagnosticeerd. MRSA diagnose impliceert immers extra voorzichtigheid in het contact tussen eigenaar en dier als de eigenaar over afgenomen afweer beschikt. Extra hygiëne zoals handen wassen en ontsmetten zijn de belangrijkste aandachtspunten.

MRSA diagnose bij een huisdier wordt behandeld met het meest geschikte antibioticum volgens het antibiogram. MRSA is resistent tegenover alle penicillines en cephalosporines. Voor het beëindigen van de antibioticumkuur wordt het dier gescreend om na te gaan of zijn MRSA status negatief is. Drie weken later dient via een tweede staalname de MRSAnegatieve status bevestigd te worden. De eigenaar van het huisdier kan zich ook laten screenen. Meestal overwint een gezonde eigenaar binnen de drie weken spontaan de MRSA kolonisatie als die van het huisdier afkomstig zou zijn.

MRSP komt vaker voor bij gezelschapsdieren dan MRSA. Overdracht van MRSP naar de mens is beschreven, maar deze kiem kan moeilijker overleven bij de mens dan bij het dier. Eigenaars met afgenomen afweer dienen onderstaande maatregelen extra toe te passen en de behandeling van het huisdier aan een derde toevertrouwen. Net zoals MRSA, is MRSP resistent tegenover alle penicillines en cephalosporines. MRSP ontwikkelt bovendien snel resistentie. Het belang van lokale therapie bij het huisdier kan niet genoeg worden benadrukt wanneer deze kiem op cultuur wordt gevonden.

Vaak ziet men dat de kiem resistentie ontwikkelt tegenover het antibioticum waarmee het dier wordt behandeld nog voor de therapie afgerond is. Het is van groot belang het correcte antibioticum toe te passen en de laesies lokaal te behandelen. Aangezien MRSP voornamelijk bij pyodermie en in mindere mate bij otitis wordt aangetroffen, zijn dagelijkse baden met bacteriedodende shampoos sterk aan te raden. Laesies worden best met wegwerphandschoenen behandeld en afgedekt met verbanden. De dierenarts moet strikt de handen wassen met zeep gevolgd door ontsmetting met alcohol bevattende handontsmetting om MRSP verspreiding in de praktijk uit te sluiten.

Indien het huisdier MRSP-drager of -patiënt is, dient het belang van hygiëne te worden meegegeven aan de eigenaar. Dit houdt concreet in: de handen zeer geregeld wassen, gevolgd door ontsmetten met alcohol bevattende handontsmetting, snuit-gezicht contact uitsluiten, MRSP-positieve katten binnen houden, de kattenbak dagelijks verversen en reinigen, uitwerpselen oprapen aangezien MRSP daar te vinden is en speelgoed en manden geregeld wassen en drogen in de droogkast. Kinderen wordt gewezen op het belang van de handen te wassen en tijdelijk niet met het dier te knuffelen of het in bed bij zich te nemen.

Als conclusie dient men hygiëne in deze aandoeningen sterk te benadrukken. Deze kiemen overleven op contact en overdracht tussen dieren onderling. Dit is ook mogelijk tussen mens en dier en dit in beide richtingen.

Keuze van het antibioticum

Het is van groot belang het correcte antibioticum toe te passen (antibiogram) en de infectie lokaal te behandelen.
1ste keuze
Er zijn geen 1ste keuze middelen.
.
2de keuze
Er zijn geen 2de keuze middelen.
.
3de keuze
Er zijn geen 3de keuze middelen.
.

+ Resistentie

+ Staalname en diagnostiek

Voor diagnostiek van methicilline-resistente Staphylococcus aureus en Staphylococcus pseudintermedius wordt verwezen naar de indicaties waar deze bacteriën een rol spelen in de pathologie, met name pyodermie en otitis.

+ Referenties

A1-bronnen

Frank & Loeffler. Methicillin-resistant Staphylococcus pseudintermedius: clinical challenge and treatment options. Veterinary Microbiology 2012, 23: 283-e56.

Lloyd et al. Antimicrobial selective pressure in pet-owning healthcare workers. The Veterinary Record 2012, 170: 211-212.

Loeffler & Lloyd. Companion animals: a reservoir for methicillin-resistant Staphylococcus aureus in the community? Epidemiology and Infection 2010, 138: 595-605.

Loeffler et al. Prevalence of and risk factors for MRSA carriage in companion animals: a survey of dogs, cats and horses. Epidemiology and Infection 2011, 139: 1019-1028.

Stegmann et al. Human infection associated with methicillin-resistant Staphylococcus pseudintermedius ST71. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2010, 65: 2047-2048.

Perreten et al. Clonal spread of methicillin-resistant S. pseudintermedius in Europe and North America: an international multicentre study. Journal of Antimicrobial Chemotherapy 65: 1145-1154.